donderdag 17 mei 2018

Vrijgezel of levensgezel?


Voordat ik Wick leerde kennen was ik een eeuwige vrijgezel. Ben ik in onze tien jaar samen getransformeerd tot een levensgezel voor eeuwig?

“Dat jij nou zo’n eigenheimer bent… ik wil niet alleen zijn”, gaf een studievriend als verklaring omdat hij aan een meisje bleef hangen dat er nog een tweede vriendje op na hield. Stoïcijns verbeterde ik hem: “Einzelgänger zul je bedoelen”. Ik begreep niets van mensen die in relaties bleven hangen waar ze ongelukkig van werden. Het leven als student was toch bedoeld om te proeven van het leven? De jaren verstreken, de meeste vriendinnen trouwden en baarden, balancerend tussen carrière en gezin. Bij ieder trouw- en geboortekaartje huilde ik mijzelf in slaap, zette ik mijn zelfmedelijden opzij en feliciteerde ik de ander met haar geluk. Jarenlang luisterde ik naar de verhalen van bevalling tot lege nest syndroom.

Intens verdrietig kon ik zijn en ook heel gelukkig. Soms desperately seeking, dan weer heel tevreden. Als ik terug kijk op de periode rond mijn dertigste, zie ik mijzelf in foetushouding huilend op de verwarmde badkamervloer liggen en tuinieren in de voortuin van mijn eerste eigen huis, waarbij ik de warmte van de zon bijna kan voelen. En nee, ik was niet manisch-depressief, hooguit licht bi-polair. Dat was nog eens de tijd van de serieuze diagnoses, geen vage “in het spectrum van…” duidingen waarmee iedere vorm van afwijkend gedrag vandaag de dag moet worden verklaard. Ik was gewoon… anders.

Na een natuurkundeles waarin we kennis hadden gemaakt met de sinusoïde, verklaarde ik aan mijn moeder: “Ik heb liever dat mijn leven verloopt als een sinusoïde dan een rechte lijn”. Hier sprak het  creatieve dromenmeisje dat gedichten schreef die veel te wijs waren voor haar leeftijd. De gedichten gingen over een god in mij, over een  binnenwereld en een buitenwereld die niet naast elkaar leken te kunnen bestaan. De buitenwereld vroeg steeds meer mijn aandacht, dat is immers de wereld waarin je je staande moet houden? Maar juist in die binnenwereld schuilt de kracht om jezelf te zijn in de grote boze buitenwereld, die dan opeens best mooi blijkt te zijn. Ondanks dat ik gruw van alle etiketten, mag ik graag denken dat ik -als ik nu tiener was- de labels hoog sensitief en hoog begaafd had gekregen. Dat klinkt interessant en vooral heel licht. “Als ik jou tussen jouw vriendinnen zie, ben je net een vlinder”. Het liefste dat Wick tegen mij zei in onze eerste maanden samen.

Relaties van anderen waren voor mij als een studieobject waar ik met de ogen van een buitenstaander naar keek. Ik kreeg de indruk dat sommige stellen in elkaars onverwerkte jeugdtrauma’s verstrikt raakten. Hoe goed ken je jezelf eigenlijk als je als twintigjarige aan een relatie begint? Hoe graag ik soms ook wilde, hoe eenzaam ik mij soms ook voelde, ik had voor mijzelf één regel: ik moest voldoende in balans zijn om aan een relatie te beginnen. Voor het krijgen van kinderen moest die regel nog strenger worden gehanteerd. De tussentijdse toets was simpel: zolang ik op problematische mannen viel, was ik er nog niet klaar voor (spiegeltje-spiegeltje…). Tijd voor een volgende therapie. Het alternatieve circuit is dol op mensen op zoek naar zichzelf.

Inmiddels hield ik rekening met de gedachte dat ik misschien wel nooit klaar zou zijn voor een relatie en dat ik eeuwig vrijgezel zou blijven. En dus verhuisde ik naar de stad waar vrijgezel zijn niet zielig is, maar verheven tot de status van levensgenieter: Amsterdam. Maar eigenlijk was ik er wel klaar mee, dat mijzelf in mijn eentje ontdekken. Wie zou ik zijn samen met een ander? Een half jaar later ontmoette ik Wick. Zelfs al bij de virtuele kennismaking wist ik: “Dit is ‘m. Met deze man ga ik ontdekken hoe het is om een goede relatie te hebben… in ieder geval voor tien jaar.” Die laatste gedachte vond ik vreemd, want als het een goede relatie is, waarom dan voor tien jaar? De beste uitleg die ik kon bedenken was dat tien jaar voor mij al hééél lang was. Tot dan toe had ik amper verkering gehad… en gemiddeld een man per jaar.

Na Wick’s dood voel ik mij in één keer tien jaar teruggeworpen in de tijd. Ik ben weer die vrijgezel. Eenzaam. Met een grote leegte in mij. Een oude vertrouwde leegte. In de eerste weken voel ik nog de liefde en kracht van Wick, maar die lijken langzaam weg te sijpelen. Ik moet eerst zelf mijn leegte vullen, mijn eigen kracht (her)vinden, dan pas kan ik weer verder gaan met mijn leven. Maar wacht eens, is dat niet diezelfde strenge regel van toen, dat ik pas een relatie mocht hebben als ik voldoende in balans was? Ik ben nu tien jaar verder. “Met deze man ga ik ontdekken hoe het is om een goede relatie te hebben”. Heb ik het ontdekt? En zo ja, biedt dat garanties voor de toekomst? Mag ik van mijzelf verdergaan met mijn leven, ook als ik zoekende ben naar de kracht en liefde in mijzelf? Of is dat juist het leven? Kan ik een zoekende levensgezel zijn of ben ik uiteindelijk toch die eeuwige vrijgezel?

dinsdag 8 mei 2018

Een nieuwe lente, een nieuw begin (2)

Geen voornemens, maar ik had wel een reis naar Iran geboekt. Ik zou meereizen met Neda, een Nederlands-Persische vriendin die al 25 jaar reizen organiseert naar haar vaderland. Al vele jaren nam ik mij voor om met haar mee te gaan en nu leek het juiste moment. Bovendien zou de reis niet langs alle stadse hoogtepunten voeren, maar vooral door afwisselend landschap. Neda’s ervaring was dat juist reizigers die op een keerpunt in hun leven stonden, Iran ervaren als een balsem voor de ziel.

In Arnhem was ik me meer bewust van de seizoenen. Hoe lang zouden de bomen nog kaal zijn? De sombere januarimaand te reizen door de woestijn leek de stap naar de lente kleiner te maken. Mijn dagen vulden zich tot dan toe met de administratieve rompslomp waar iedere nabestaande mee te maken krijgt, in dit geval extra complex door het erven van een bedrijf en een huis in Frankrijk. Goede bezigheidstherapie, maar ik begon zowaar ook zin te krijgen in een ‘eigen leven’. Voor het bedrijf zorgen was leuk met Wick samen, maar nu voelde het als een zware en zielloze taak.
Neda waarschuwde mij vooraf dat er ook een weduwnaar meeging wiens vrouw een maand voor Wick was overleden. Een lotgenoot in de groep vond ik een fijne gedachte, maar wellicht zwaar voor de overige reisgenoten. Op reis gaan was vooral een moedig besluit en ik had het vertrouwen dat de ruimte en schoonheid van het landschap mij goed zouden doen.  

Ik ontmoette de groep in de nachttrein van Teheran naar Mashad en toen ik -klein als ik ben- op een bank ging staan om bagage in het rek te leggen, stond ik op ooghoogte met de lange weduwnaar, die geamuseerd stond te lachen. Open beantwoordde ik deze lach en bedacht dat ik zojuist het eerste ieniemienie flirtmomentje had sinds de dood van Wick. En misschien ook wel het eerste oogcontact zonder verdriet of medelijden te lezen bij de ander. En dat ik dat niet alleen een blijde constatering vond voor mijzelf maar minstens net zo fijn voor de weduwnaar. 

Tijdens de vele uren in de bus, zaten we vaak naast elkaar. Veel gesprekken en veel tranen. Meer tranen dan ik in tien jaar van Wick had gezien. Het zal honderd dagen na de dood van Wick zijn geweest , dat mijn lichaam met een schok wakker werd. Na een intens gesprek zaten we in stilte, onze benen leunend tegen elkaar op de net iets te krappe bankjes. Golven van verlangen tolden door mij heen. Stil zuchtend -lang leven de yoga ademhalingsoefeningen- bracht ik de tintelende energie tot bedaren, denkend dat dit wel heel ongepast was zittend naast een man die zijn hele leven met één en dezelfde vrouw had gedeeld. 

Na een paar dagen raakten we weer in gesprek, veilig met het gangpad ertussen. Maar toen er tranen kwamen, kwam hij naast me zitten en legde zijn hoofd op mijn schouder. Ik was dat overgevoelige lichaam van mij dankbaar dat ik op dat moment alleen een warme genegenheid voelde en geen lust. Maar toe hij mij vroeg hoe ik de eerste week van de reis had ervaren, begon ik toch meisjesachtig te giechelen. Ik vatte moed: “Het contact met jou is heel fijn, maar ik merk dat ik er ook van in de war raak”. En om maar helemaal duidelijk te zijn: “Ik geloof dat ik je wel leuk vind.” Hij antwoordde met een grote grijns, gevolgd door een zoen ergens op mijn kruin. “Oh, Nathalie”. Er volgende geen wederzijdse leukheidsverklaring, maar een welgemeend advies: “Laat het er maar gewoon zijn, al die verwarde gevoelens.” En ook een onverwacht kledingadvies: “Ik ben blij dat je die lange groene jas niet meer draagt, want daarin ben je net een oliemannetje.” Ohhhh?! Was ik dan toch meer dan alleen een vrouw met wie hij zo fijn kon praten?


Een van de laatse dagen liet ik een hennatatoeage aanbrengen en ik vroeg het meisje er een hartje -voor Wick uiteraard- in te verwerken. En zie daar, ze tekende niet één maar twee hartjes. De weduwnaar bestudeerde de tattoo uitvoerig terwijl hij vertelde dat hij de volgende dag niet meeging op groepsexcursie, maar met Mo foto’s zou maken. Ik vatte het op als een uitnodiging en ja, hij vond het leuk als ik mee zou gaan. En zo kon het gebeuren dat wij de volgende ochtend als enigen in de slaapzaal achterbleven toen de rest van de groep in alle vroegte vertrok. Ik had mijn matje naast de zijne gelegd, op armlengte afstand zodat ik hem kon wakker schudden als hij snurkte. Dat deed ik natuurlijk in het belang van de nachtrust van de hele groep en niet om een excuus te hebben om hem aan te raken. Ik hoorde wat geschuifel van zijn slaapzak en een stem die in mijn oor fluisterde: “Mag ik tegen je aan komen liggen?” En zo lagen we daar lepeltje-lepeltje, gescheiden door twee dikke donzen slaapzakken, trillend en bevend in elkaars armen. Toen we naar elkaar toe draaiden, dacht ik vooral niet zoenen nu met die muffe ochtendsmaak in mijn mond, want de eerste keer zoenen moet natuurlijk wel ok zijn. En het zou ook too much zijn… In plaats daarvan keken we elkaar minutenlang onderzoekend aan. Ik voelde me verlegen maar niet langer verward.

De volgende dag vlogen we van het warme Quom naar een door sneeuw bedekt Teheran. Ik zou later terugvliegen naar Nederland, dus namen we afscheid en we spraken af elkaar na terugkomst weer eens te zien. En toen kwam er een interventie van de weergoden: het vliegveld was ingesneeuwd en geen vliegtuig kon het land verlaten. Een witte deken bedekte Teheran en daar -onder een witte deken- kropen een weduwe en een weduwnaar dicht tegen elkaar aan. 
En zo begon hartje winter een nieuwe lente. 

Corine Koole heeft bovenstaande verhaal opgetekend in haar column Lust&Liefde in de Volkskrant.

Een nieuwe lente, een nieuw begin (1)


Voorjaar 2017. We hadden onze intrek genomen in ons eerste echte huis samen. In Amsterdam hadden we eerst in mijn en daarna in Wick’s appartement gewoond, maar nu hadden we -allebei voor het eerst van ons leven- een echt grotemensenhuis. Allebei een eigen kamer en een tot mancave verbouwde garage met loopband, fietstacx en fitnessapparaat. En heel veel bossen om in te fietsen en lopen. En wandelen, dus de poezen konden een hond als huisgenoot verwachten.

Het was mijn idee geweest om terug te keren naar mijn geboortestad, Arnhem. Ik was verbaasd hoe snel Wick hierin meeging. Hij had per slot van rekening al vanaf zijn studietijd, dus ruim 35 jaar, in Amsterdam gewoond en daar zijn bedrijf opgebouwd. De laatste jaren had ik al van alles geprobeerd opdat Wick minder hard zou werken, maar iedere interventie leek averechts uit te pakken. Het idee van meer rust sprak Wick wel aan. Hoe bevlogen hij ook was in zijn werk, de hoeveelheid aan verschillende projecten vloog hem steeds vaker aan.

De eerste maanden reisde Wick veel tussen Amsterdam en Arnhem op en neer, maar na de zomer zouden we langzaamaan de bedrijfsactiviteiten naar Arnhem verhuizen. We hadden al een locatie uitgezocht: het huis waar mijn vader was opgegroeid. Wick fantaseerde over pappadagen om plezier te maken met de hond, schrijfdagen voor het boek dat al tien jaar in zijn hoofd zat en fietstochten samen met mij, hij op de racefiets en ik met een hulpmotor om hem bij te kunnen houden.

Wick werd al gauw verliefd op Arnhem en de liefde voor zijn Arnhemse meisje bloeide ook op. In juni bezochten we samen een congres in Cleveland en ik was ervan overtuigd dat ik de gelukkigste vrouw was die daar rondliep, al was het maar omdat de leukste man die er rondliep van mij was.

Begin juli vetrokken we naar ons huis in Frankrijk. De verwachtingsvolle lente sloeg om in een zomer vol bange vermoedens, die eind augustus werden bevestigd. In het vroege najaar overleed Wick. 

De herfst is een passend seizoen om te rouwen. Gevolgd door de winter met die verschrikkelijke feestdagen; dan weet je dat je het moeilijkste maar meteen hebt gehad. Oudejaarsavond vóór twaalf uur sloot ik mijzelf met de twee poezen op in de slaapkamer. Alle lichten uit, zodat vooral geen enkele buur zou aanbellen. Niet blij, niet moedig, geen voornemens.